Ga naar de hoofdinhoud Ga naar de zoekopdracht Ga naar de hoofdnavigatie
Geschiedenis van de landschapsschilderkunst: Natuur en architectuur in beeld

Geschiedenis van de landschapsschilderkunst: Natuur en architectuur in beeld

| ars mundi
24.01.2024

Landschapschilderkunst richt zich op scènes uit de natuur en stedelijke ruimten. In tegenstelling tot veel andere picturale thema's speelt de mens hier weinig tot geen rol, in het beste geval een zeer ondergeschikte. Landschapschilderkunst is al vele eeuwen een populair genre. Ondanks vele stilistische veranderingen en nieuwe trends in de beeldende kunst, is het erin geslaagd om tot op de dag van vandaag populair te blijven.

In de kunstgeschiedenis wordt de landschapsschilderkunst beschouwd als een relatief jong genre. Lange tijd dienden landschappen vooral als achtergrond voor mensen en hun handelingen. Pas rond de 17e eeuw ontwikkelde het zich geleidelijk tot een zelfstandig onderwerp. Sindsdien hebben zich verschillende zwaartepunten in de schilderkunstige thema's ontwikkeld: Populaire motieven zijn natuurlijke landschappen zoals bergen, bossen of velden, maar ook kunstmatig aangelegde parken of tuinen. Het genre omvat ook zeegezichten zoals impressies van de zee, stranden, havens of meren. Menselijk gecreëerde cultuurlandschappen vallen hier ook onder. Dit kunnen hele steden of dorpen zijn, maar ook individuele gebouwen zoals kerken, huizen of zelfs fabrieken.

Ontwikkeling van de landschapsschilderkunst: Oorsprong in de Oudheid

De geschiedenis van de Europese landschapsschilderkunst gaat terug tot de oudheid. Muurschilderingen met afbeeldingen van flora en fauna en topografieën zijn bekend uit het Romeinse Rijk en Griekenland uit die tijd. Deze oude landschapsschilderingen verschilden echter nog sterk van de landschapsschilderingen die we vandaag de dag kennen. Vaak gaven ze slechts een suggestie van de natuur, waren ze sterk gestileerd en ontbraken details. Deze vorm van schilderen zou nog vele eeuwen voortduren.

Pas aan het begin van de Renaissance begonnen kunstenaars realistische weergaven van de natuur in hun werken op te nemen. In wezen bleven ze de rol van landschappen beperken tot het dienen als achtergrond voor scènes met mensen. Maar zelfs in deze fase durfden een paar schilders de natuur centraal te stellen en beelden te schilderen zonder mensen. Albrecht Altdorfer maakte bijvoorbeeld het schilderij "Donaulandschap met kasteel Wörth" rond 1522, en Albrecht Dürer schilderde ook een serie aquarellen met motieven uit Neurenberg rond het jaar 1500. Deze werken zouden voorlopig echter een uitzondering blijven.

De evolutie van landschapsschilderkunst tot een zelfstandig onderwerp verliep erg langzaam en het duurde tot de 17e eeuw voordat het volledig werd erkend.


Vanaf de 17e eeuw werden landschappen een zelfstandig onderwerp

Vanaf de 17e eeuw maakte de landschapschilderkunst aanzienlijke vooruitgang in de richting van een zelfstandig genre. Vooral in Nederland won het in deze periode aan populariteit onder kunstenaars en het publiek. Veel schilders die vandaag de dag nog steeds bekend zijn, zoals Peter Paul Rubens en Rembrandt van Rijn, wijdden zich aan de landschapschilderkunst.

De triomf van de landschapsschilderkunst zette zich in de 18e eeuw in heel Europa voort. De Romantiek bood de ideale omgeving voor alle vormen van landschapsschilderkunst. De aanhangers zagen de natuur als spiegel van menselijke emoties en bron van passie. Deze filosofie werd ook door verschillende schilders overgenomen. William Turner, John Constable en Caspar David Friedrich creëerden extravagante en weelderige scènes waarin de natuur veel meer betekenis en symboliek kreeg dan de mens.

Hoewel de composities vaak voortkwamen uit de verbeelding van de kunstenaars, streefden ze naar een realistische weergave van hun onderwerpen. Dit veranderde aanzienlijk met het impressionisme in de 19e eeuw. Impressionistische schilders streefden er niet langer naar om hun omgeving zo realistisch mogelijk weer te geven. In plaats daarvan streefden ze ernaar om hun subjectieve indrukken van de sfeer van een enkel moment in hun werken weer te geven.

Met het impressionisme werd een nieuwe schilderstijl steeds populairder: plein-air schilderen. Om hun waarnemingen zo onvervalst en direct mogelijk op het doek over te brengen, namen kunstenaars hun schildersezels en schilderijen mee de natuur in en werkten in de open lucht.

De geschiedenis van de landschapsschilderkunst in de 20e eeuw

De belangstelling voor landschapsschilderkunst bleef groot in de 20e eeuw. Rond de eeuwwisseling legden veel expressionisten zoals Emil Nolde, Ernst Ludwig Kirchner, Gabriele Münter en Paula Modersohn-Becker zich toe op dit genre. In hun beeldtaal namen ze nog meer afstand van een realistische stijl van uitbeelden. De expressionisten imiteerden niet langer de natuur, maar wilden hun gevoelswereld uitdrukken. Om dit te bereiken werkten ze met felle kleuren in grote vlakken en sterk gestileerde picturale objecten met weinig details.

Landschappen waren ook populair onder de surrealistische kunstenaars vanaf de jaren 1920. Hun focus lag ook niet op het afbeelden van de natuur. In plaats daarvan schilderden ze fictieve scènes met fantastische en droomachtige composities.

Na de Tweede Wereldoorlog verloor de landschapsschilderkunst in de 20e eeuw echter even aan belang. In deze fase wonnen schilderstijlen aan populariteit waarin concrete picturale objecten geen rol speelden. Dit waren onder andere Abstract Expressionisme, Informalisme en Action Painting. Zelfs in de Pop Art waren landschapsafbeeldingen vrij zeldzaam. Hier lag de nadruk vooral op alledaagse voorwerpen, strips en beroemdheden. Toch waren er kunstenaars, zoals Alex Katz of David Hockney, die scènes uit de natuur bleven schilderen.

Vandaag de dag maakt landschapsschilderen weer deel uit van het repertoire van veel kunstenaars. Hedendaagse kunstenaars gebruiken een breed scala aan stijlen en presenteren zeer eigentijdse interpretaties van dit traditionele genre.

Beroemde schilderijen uit de geschiedenis van de landschapsschilderkunst

Het grote belang van landschapsschilderkunst in de geschiedenis kan gemakkelijk worden afgeleid uit het feit dat een groot aantal bijzonder populaire, bekende en, niet in de laatste plaats, dure werken tot dit genre behoren.

Sommige "klassiekers" van de landschapsschilderkunst dateren uit het begin van de 19e eeuw. In 1835 schilderde William Turner een indrukwekkende impressie van Venetië met "Canal Grande". Caspar David Friedrichs "The Wanderer above the Sea of Fog" symboliseert vandaag de dag nog steeds de romantiek en Hokusai's "The Great Wave off Kanagawa" is waarschijnlijk een van de meest gereproduceerde werken aller tijden.

Veel van de wereldberoemde landschapsschilderijen van tegenwoordig stammen uit het einde van de 19e eeuw: Claude Monet's "Impressie, zonsopgang" gaf zijn naam aan een heel tijdperk. Er werd meer dan 100 miljoen US dollar betaald voor Paul Cézanne's "Montagne Sainte-Victoire", Gustav Klimt's "Berkenbos" en Claude Monet's "Les Meules", en Vincent van Gogh creëerde zijn meesterwerk "Sterrennacht boven de Rhône". Claude Monets "Japanse brug" en zijn vele waterlelies zijn al even beroemd.

Talrijke andere bekende landschapsschilderijen stammen uit de klassiek-moderne periode, bijvoorbeeld de sfeervolle zeegezichten van Emil Nolde, de havengezichten van Max Pechstein, de winterlandschappen van Edvard Munch en de impressies van de Zwitserse Alpen van Ernst Ludwig Kirchner. Zelfs in de 20e eeuw werkten beroemde kunstenaars als Gerhard Richter, Georg Baselitz en Salvador Dalí met landschapsschilderkunst.