Max Pechstein
1881-1955
Max Pechstein wordt tegenwoordig, net als toen, beschouwd als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het Duitse expressionisme. In het voorjaar van 1906 sloot hij zich aan bij de kunstenaarsgroep "Die Brücke", die het jaar daarvoor was opgericht door Kirchner, Heckel, Schmidt-Rottluff en Bleyl. Op het gebied van de grafische kunst produceerde hij naast zijn schilderijen een oeuvre van meer dan 850 houtsneden, litho's en etsen.
Wat Tahiti was voor Paul Gauguin, was de Oostzeekust voor Max Pechstein: een paradijs waar hij rust, maar vooral grote inspiratie vond. Vanaf 1909 reisde hij meerdere malen naar Nidden op de Koerse Schoorwal, waar Lovis Corinth meer dan een kwart eeuw eerder als jonge kunststudent had gewerkt. Toen het Verdrag van Versailles de Koerse Schoorwal in 1920 onder geallieerd bestuur plaatste, werd de weg erheen echter geblokkeerd. Naar eigen zeggen moest Pechstein "opnieuw op zoek naar een plekje aarde dat niet overspoeld werd door schilders, toeristen en badgasten". Hij vond het in Leba, waar hij vanaf dat moment met grote regelmaat zijn zomers doorbracht.
"Meer dan twintig jaar lang reisde Max Pechstein elke zomer naar de Oostzeekust, eerst naar de Koerse Schoorwal, daarna naar Pommeren, wat hem natuurlijk nauw verbindt met ons huis. Toen hij hier in 1921 - nog met zijn eerste vrouw - een kamer huurde, had hij geen idee hoezeer hij zich al snel verbonden zou voelen met het havenstadje Leba, want hij werd verliefd op Marta Möller, de dochter van zijn herbergier. De pijp in zijn mondhoek, het gebruinde gezicht en het getatoeëerde anker, de oorspronkelijke natuur met zijn strandmeren en de vissersboten in de haven vergezelden de gepassioneerde visser Pechstein tot het einde van zijn leven, zelfs toen hij en zijn vrouw na de Tweede Wereldoorlog niet meer naar Pommeren konden gaan." (Dr. Birte Frenssen, adjunct-directeur van het Pommers Staatsmuseum Greifswald)